In '77 op de zesde verdieping van de parkeergarage op de Piazza Roma en daarna een kamer zoeken. Die waren er niet. Tenslotte bood een oude vrouw een kamer aan die ze over had. Een opslag, stikvol oud meubilair, spiegelkasten, geen ramen. Ik werd gewekt door het geluid van een stofzuiger beneden in de steeg. Deze stad was een woonhuis. Toen mijn eerste kopje koffie. 'Un buon cappuccino e un opera d'arte', zei de ober.
Mijn vriendin en ik maakten een radioreportage over Lord Byron, die hier woonde.
Venetië, een stad van geluiden. Omdat er geen auto's rijden hoor je het andere. Het Canal Grande oversteken kon met een pontje van gondolieri. Met twee stereomicrofoons. Wat een akoestiek. Eerst de steeg, daarna het aan boord gaan, het Canal Grande met z'n vaporetto's. En toen was het twaalf uur 's middags. Links, rechts, overal sloegen kerkklokken.
Het spektakel kwam nog.
'Maar nu moet u afrekenen, het wordt hoogwater,' zei de ober. ‘Aqua alta. Anders haalt u het hotel niet meer.' We liepen haastig in het halfdonker en zagen het water in groeiende vlekken omhoog komen door de gleuven in het plaveisel. Net op tijd.
's Ochtends werd ik gewekt door geklots onder het raam.