Verzinkend in de Verzamelde Gedichten van Wim Brands kom ik steeds aan het Apeldoorns kanaal terecht, tussen Eerbeek, waar ik een paar jaar woonde en Voorstonden waar hij vandaan kwam.
Halverwege ligt het dorp Hall, waar ik een driedaagse boerenbruiloft meemaakte met dorpsgenootje Herman van der Velde. Op z'n Veluws heette dat een 'brullofte'. Waarom? vroeg ik.
'Omdat die zo brulln,' zei Herman.
Het Apeldoorns kanaal werd druk bevaren. Elke kilometer een ophaalbrug. Evert Schut, kleinzoon van een papierfabrikant, en ik maakten een bootje van een kist en wat planken. Flink geteerd lieten we hem te water. Evert doopte hem 'pilente' wat volgens hem Veluws was voor waterhoentje. We wachtten bij de brug op aken. Schippers namen ons op sleeptouw naar de volgende brug. En daar wachtten we een boot terug af. Ik heb Wim dit wel eens verteld.
Nu kom ik bij 'Gezelschap' uit de bundel Zwemmen in de nacht (1995):
Opeens valt de nacht. We gaan/ naar binnen en doen het licht
uit. Onze woorden verstommen,/ de motten verdwijnen
We lopen naar onze kamers./ Waar we gaan liggen en
tegen onszelf praten/ Zonder geluid.