Acedia (1)

 'Er loopt een trap de zee in

een golf slaat over een trede'

 De regels van Erik Lindner komen vaak met z'n tweeën. Ook in z'n nieuwe bundel Acedia, genoemd naar de zevende hoofdzonde, die van wat heet de gemakzucht ‑ traagheid ‑ luiheid ‑ vadsigheid.

 Erik Lindner is uitzonderlijk oplettend, opmerkzaam. Wat hij noteert heeft een eigenaardige eigenschap die alleen hem kenmerkt. Het is het haarscherp onderscheiden van momenten waarop niets overgaat in iets. Of omgekeerd. Aan de rand van de luiheid, daar gebeurt het. Tussen de gebeurtenissen en dan tussen zijn dichtregels:

 'Een plastic zak schuift van een boomtak

 

en daalt op de markt waar een meisje

hurkend het haar borstelt

de sleutelhanger in de mond houdt

de baard van de sleutel prikt haar kin

 

op het podium boeketten in een emmer

 

twee benen naast elkaar, de een

meer opgetrokken dan de ander

 

de zwarte vogel op het grasveld

naast een pol lange donkere sprieten

 

een herder leunt met zijn kin op zijn stok

terwijl de kudde om hem heen dromt.'

 

 Drempels, daar verkeert Erik Lindner. Je zou Acedia een studie in halverwege kunnen noemen. Waar een onbenoembare spanning heerst. Die hij in beelden, in scenes vangt. Caleidoscopische reeksen daarvan, alle verwant. Zo bezien is de stad Charleroi, waarover hij een cyclus maakte een groot halverwege. Wat zou daaraan zondig kunnen zijn? De broeierigheid van de eeuwige aarzeling denk ik. De niet ophoudende verwachting, het verlangen naar het andere. Zonder er toe te komen. Evenwichtskunst.

 Een regel zegt het onverbloemd: 'Getuigen op de drempel we zijn/ de kaars die brandt bij klaarlichte dag'

Tags: