Zoals vaker viel bij het bladeren in de boekwinkel mijn oog meteen op dat ene woord. Een woord, een wereld. Het was Pistoia, waar ik me vastreed in op weg naar de kerk, en achteruit moest, waarbij ik een buitenspiegel verloor. Het was de bundel 'Begane grond' van Hans Tentije, die wel de Madonna dell'Umiltá zag. Ik niet, maar tegenover de garage lag het locomotieven-kerkhof van Ansaldo-Breda, een onverwacht bedevaartsoord. Dit heet 'Ooit':
'Eeuwen van verering hebben haar niet bedorven/ noch is haar gezichtsuitdrukking veranderd, vol toewijding/ buigt ze zich nog steeds over haar kind, toch/ lijk ze allerminst gerust te zijn, ondertussen blijft ze/ stilletjes op haar hoede -
zij is de Madonna dell'Umiltá, de Onze-Lieve-Vrouwe/ van de Nederigheid, die je behalve hier in deze basiliek in het hart van Pistoia overal elders/ kan tegenkomen
je herkent haar aan een van vrees dooraderde blik/ waaruit het besef van iets onafwendbaars/ spreekt, dat er hoe dan ook een opoffering/ zal worden gevraagd
soms verschijnt ze midden in een stroom vluchtelingen/ of is ze de bedelende zigeunerin, haar warm/ ingestopte baby op de arm, de Warschause jodin/ met een jochie naast een veewagon/ op het perron van het vernietigingskamp -
wat olmen misschien, je zou willen dat hun jaarringen/ daadwerkelijk slonken om terug/ te groeien naar een pril, priller begin'
ps. In 1498 heeft de Madonna echte, kerkelijk erkende, tranen geweend.