Toen hij als 23-jarige in Japan was aangekomen begon Buruma te onderzoeken. Wat was daar gewoon wat het voor ons niet was. Wat zat er achter het 'vreemde' dat hem naar Japan had getrokken? Hij leerde de taal.
En bezocht bijvoorbeeld voorstellingen, die daar kermisvermaak zijn. In het 'Groene Centrum' gaat hij met vriend Graham naar een gemeenschappelijk badhuis dat aan onze goudeneeuwse 'stoof' doet denken: 'Graham en ik wasten ons snel en gleden voorzichtig in het bad terwijl alle ogen op ons gevestigd waren.
Dit was pas het echte Japan, dacht ik toen de gerimpelde boerengezichten opeens allemaal in kakelend gelach uitbarstten 'Moet je die pikken nou eens zien!' krijste een van de oudere dames in het bad, 'moet je de pikken van die buitenlanders eens zien! Ze zijn veel groter dan de jouwe, opa! schreeuwde een corpulente vrouw die minstens tachtig moest zijn.'
Het mooist is de kermisact van 'De Menselijke Pomp' (een albino), die oranje en gele goudvissen inslikt en dan als de menigte schreeuwt 'geel' of 'oranje' precies de gevraagde kleur uitspuwt. In dit gezelschap uit de 'theatrale onderwereld' hoort ook het meisje dat de kop van en levende kip afbijt.
Ian Buruma mag een kopje thee bij ze komen drinken. Ze blijken in een keurig flatje te wonen. Het 'vreemde' van Japan, de ''absolute Ander' blijft daar onzichtbaar.