Vanmiddag in Kröller-Müller stond ik paf bij de juist geopende Hans Arp-tentoonstelling 'Poetry of forms'. Hans of Jean, het maakte de tweetalige Straatsburger niet uit.
Arp, de dichter, schilder, beeldhouwer die van alle markten thuis was. Hoorde bij de vroegste Dadaïsten, en was rond 1910 al een pionier van de vrije vorm. Zijn beelden, waarvan er hier nogal wat staan zijn werkelijk van alle kanten gemaakt en te bekijken. Wat is bij Arp de voorkant van wat een 'torso' heet?
En waar moet het toelichtend kaartje geplakt worden?
Alle dimensies spelen mee.
Gepolijste, ronde vormen, ook een uitzondering in die tijd.
Zijn buitengewoon inventieve gedichtjes en teksten passen wonderlijk bij de beelden. Taalobjecten noemt hij ze. Die ook vruchten zijn, zoals hij op film uitlegt.
Kunstwerken zijn bij hem vruchten die in mensen groeien. En dan lachen.
Wat te denken van titels als 'Sculptuur om in het bos verloren te raken' uit 1932? Of zijn 'Hoofd met drie onaangename objecten' uit 1930.
Overal waar de kunst iets voorschrijft neemt hij hem in de maling. En wordt tegelijk bloedernstig in de bevrijding ervan, wat toch de kern van Dada is.
Morgen meer.