Het was op mijn eerste verkiezingsavond in Amsterdam dat ik Joop den Uyl in het echt zag. In die tijd hadden de partijen allemaal een zaal waar je heen kon. De VVD in de Poort van Kleef, de kleintjes in De Kroon op het Rembrandtplein.
De PvdA had de grootste zaal, de Koopmansbeurs van Berlage. Ik zat als eerstejaars student onder het podium met de katheder, waar Den Uyl het woord voerde. Hij was toen nog wethouder van Amsterdam. Wat hij zei ontging me, zoals van wat dominees en sprekers zeiden weinig tot me is doorgedrongen
Maar wat ik nooit vergeten ben is dat hij heel opvallend een pantalon van een C&A-achtig kostuum droeg en daarbij een jasje van weer een ander pak. Ook stond hij bekend om het morsen van sigarenas op die pakken.
Later hoorde ik over hem van mijn vriend die het schopte tot assistent van eerste ministers. Eerst Den Uyl, later Van Agt. Van Agt was veel aardiger, die maakte een praatje en nam hem mee voor de lunch. Den Uyl liet hem tussen de middag een broodje ei uit de kantine halen dat hij onder het doornemen van de stukken naar binnen propte.
Later kreeg ik hem eens aan de telefoon uit New York toen hij voorzitter van den gedichtenjury was geworden. Hij kende veel poëzie, Ischa Meijers 'Een jongetje dat alles goed zou maken' kende hij van buiten.
Maar als het aan hem als wethouder gelegen had was het huis waarin ik nu al zo lang gelukkig woon allang gesloopt, de 19de eeuwse wijken afgebroken en de binnenstad gesneuveld onder 'cityvorming'. Alles voor de arbeiders.
Sociaal democraten weten wat goed is voor een ander. Dat kan niet goed blijven gaan. Tot eergisteren heb ik op ze gestemd.