Eigenlijk kan ik niet lezen. Later werd dat concentratiestoornissen genoemd. Zo begon ik niet bij het begin in de bundel van Ester Naomi Perquin, maar als gewoonlijk halverwege. Ik bladerde, vouwde ezelsoren en schreef met potlood bovenaan een pagina 'afwezigheid' en 'afstand'. Toen ik het even sloot zag ik dat de titel was 'Meervoudig afwezig'. Ze brengt de afwezigheid zorgvuldig in kaart. Er is een man, een kind, een leven. En tegelijk is dat er niet. Wel wordt van alles geprobeerd. Maar het blijft bij vermoedens. De veelheid van niet, nog niet of voorbij, van afwezigheid en afstand. Zoals in 'Nabeeld':
'In de wagen kraakt de reis, in het lopen blijft het paard,
in de haren nog het aaien, iedere schooltas vol
opgegeten bananen, in zout stuift
het strand, in oren de zee.
In de fiets rammelt de afstand naar huis, in elke afstand
rammelt een fiets. In handen legosteentjes, brood
en auto's. In God een handvol plastic kralen,
in elke dag een naald en draad.
In leven glanst de soap gevolgd door de herhaling,
hoog opgestapeld, even bovenaan. In de armen
het dragen, in het dragen de naam.
Zelfs in de koppen van gevangen apen, las ik,
treft men bij de sectie vaak nog
hele stukken oerwoud aan.’