Het is zondag. Straks kijk ik naar Tom Egbers. En weer is daar het flesje priklimonade na de wedstrijd in de kantine. Merk vergeten. Ik schreef er Arjen Duinker over, die speelde bij Concordia Delft. Hij dacht Trio.
Voetbal. Je bent een man of een sukkel. Dat wordt op het voetbalveld uitgemaakt. En dat ben je dan, levenslang. Nog pik ik ze er zo uit.
Geheugen, ontembaar. Het wringt zich overal tussen, onvoorspelbaar. Opsluiten is het beste. Ontsnapt het dan is het eind zoek. Waar wil het me nu weer hebben? Naar het Valkenboschplein om op de lijsten te kijken welke velden in West II zijn afgekeurd?
Arjen schrijft een stuk over de clubs, de velden voor Hard Gras. Met monumentale clubnamen erin als NOAD (Nooit Ophouden Altijd Doorgaan). De ruigste in Den Haag was bij mijn weten Texas. Had ie daar ooit tegen gespeeld? Ja!
Dit verhaal eindigt bij de Proustiaanse flesjes prik in de kantine. Een enkele slurp aan het rietje zou werelden oproepen. Een voorloper van Exota. Je had ze in vier kleuren. Ik denk dat ze 15 cent kostten.
Trio, wieweet. De fabriek stond in Loosduinen, zei men. Dat klopt. De populairste kleur was bruinig en werd 'peer' genoemd. Waarom? Alle kleuren smaakten eender. Als het maar prikte.