Niets fascinerender dan lang dode mensen die je aankijken uit een verleden, in een ver land. Zonder zelfs maar te weten dat ze je aankijken. Zoals vanmiddag op de foto’s van China in het Museum van Volkenkunde in Leiden. Van Japan naar China .
Om precies te zijn de zeldzame vroege Chinese films en foto's, rond 1910 door Westerlingen gemaakt. Die niet alleen de Chinezen laten zien, die nieuwsgierig of angstig wegduikend naar de vreemdeling met zijn onbekende apparaat blijven staren, maar tegelijk ook de blik van de Westerse fotografen. Die je niet ziet. Er is een enkele Westerse diplomaat die in vol ornaat in een draagkoets stapt.
Dat zie je op een verzameling van de allereerste filmopnamen van China in 1903-1904 gemaakt door de Fransman Auguste Francois, consul in China.
Een reeks films waar ik niet kon ophouden naar te kijken. Ieder detail is bezienswaardig: houdingen, bezigheden, gezichtsuitdrukkingen, attributen...
De Chinezen in deze film, meest op drukke stadspleinen straten zijn opgewekt en druk in de weer met hun dagelijks leven. Draagkoetsen torsen. Zware manden dragen met een juk. Er is veel volk op straat. De kinderen worden vrijgelaten en zijn wel verlegen maar ook zeer nieuwsgierig.
De standaard haardracht voor mannen is de gevlochten staart. Verder geschoren tot achter de oren. Je ziet een kapperssessie. Tussendoor wordt opium geschoven en gedanst.
Vergeet niet dat dit de tijd kort na de Boksersopstand (1900) is, de opstand tegen de Westerse inmenging in China, waarover ik al jong las bij Paul d'Ivoi in zijn jongensboek 'Krekel bij de boksers in China'. Keizerin-regentes Tsu Hsi (Cixi) komt er ook in voor, die de opstand steunde. In het boek stonden prenten van zendelingen die gruwelijk gemarteld werden met pikhaken.
Met Hergé, die het boek ook kende en gebruikte voor zijn Kuifje en de Blauwe Lotus heb ik er nog over gepraat.
De Boksersopstand wekte onrust in het Westen. Er kwamen fotografen en journalisten. Diplomaten fotografeerden. Daar hebben we deze beelden aan te danken.