Paulien Oltheten deed sporenonderzoek voor haar aandeel in de tentoonstelling Something thrown in to the way of the observer, deze zomer in Museum van Loon. Het museum bleek vol zichtbare en onzichtbare sporen. Ze vroeg naar sporen die ik bij me droeg.
Wat blijft achter als je voorbij bent. Mijn eerste gedachte was voetstappen.
Ik ben een jaar of zes. Een jongetje dat achter me loopt zegt 'Hee, je verliest wat.' Ik schrik. Maar als ik omkijk, zie ik achter me niets liggen.
'Je voetstap.'
Luid gelach volgde, om mijn verwarring. De gedachte verliet me nooit.
Een wachtzaal op een Frans station heette, bleek later, een 'Salle des pas perdus'. Een omschrijving die doet duizelen
De gedachte dat onze verplaatsingen denkbeeldig zijn keert altijd weer. Ik kan geen onbewaakte overweg oversteken omdat de trein er eigenlijk, in een andere tijd, nog is. En ik zelf ook. De trein is zoveel groter en sterker dan ik. Hoe zou hij ooit helemaal weg kunnen zijn?
Wacht tot het rode licht gedoofd is, er kan nog een trein komen. Maar wanneer? Tijd is onbegrijpelijk. Ik word overreden. Steeds weer.
Aanwijsbare sporen. Een invalide vrouw kan moeilijk meer overeind komen. Daarom blijft ze in haar stoel zitten. Aan de voorkant van de stoel, die op vast tapijt staat, is een slijtagegebied ontstaan. De slijtplek zal haar overleven.