Op school leerde ik vooral wat een volwassen man kon zijn. Dagelijks bestudeerde ik aandachtig het gedrag van de leraren. Mijn volwassenenstudie vergde zoveel aandacht dat ik aan de leerstof nauwelijks toekwam. Ik kon ze feilloos nadoen. Zag hun gezichten voor ik insliep. En nog.
Jarenlang volgde ik hun zenuwtrekjes, hoorde hun stembuigingen en kuchjes. Zag ze sigaretten of pijpen opsteken en registreerde hun kleding: ‘Deknatel – Duits - altijd bruin.’ Ze verdienen een monument, met eeuwige vlam.
In de literatuur zijn ze schaars. Bordewijk geeft ze aandacht in Bint. Maar de enige die precies wordt is Willem Brakman. In zijn 'Wak in het kroos', staat tot in de puntjes wat hij bij voorbeeld van zijn wiskundeleraar de heer Zondag leerde:
'...een zeer weke en bolle man met heel kleine, witte en zo op het oog kwetsbare handen. Hij schreef smetteloos en weergaloos regelmatig zijn formules op het bord, waardoor veel tot rust werd gebracht in mijn hoofd, maar zijn spreken getuigde nog van meer, van een absolute almacht. Hij rookte kleine sigaartjes voor de klas, zodat hij zich door kruidige zweempjes spiralende lust volmaakt zwevend hield tussen lichaam en geest. Zijn sigaartje hield hij daarbij in de kleine, wat bol gehouden hand en op het juiste moment haperde hij. Misschien alleen voor mij, want ik heb er nooit iemand over gehoord, maar hij haperde, dat wil zegen hij aarzelde even, en fractie van een seconde. (...)
'Eindeloos heb ik hem nagedaan, sigaartjes gekocht, zijn stem en stap bestudeerd, tot ik hem van binnen uit bekeek en zijn machtige moment van haperen kon nabeleven. Zo sprak ik nog de zin na die ik woordelijk uit zijn mond had opgetekend, haperde ik zijn hapering.. (...)
'Soms, als mijn moeder geluk had hoorde ze achter de deur van mijn kamertje een stem 'alsof ik visite had' zoals ze zei.