In de voormalige textielfabriek, nu museum, De Pont in Tilburg keek ik mijn ogen uit naar twee kleurvoorstellingen die gemeen hadden dat ze over de randen gingen van hoe je kleurvlakken gewoonlijk ziet. Turrell wil de kleur loskoppelen van het object, geen focus en geen brandpunt bij het kijken. Als je recht omhoogkijkt naar de blauwe lucht heeft je blik immers ook geen begrenzingen en dan...
Ik dacht aan de schilder Ben Akkerman die me vlak voor z'n dood in zijn Enschedese flatje vol doeken op het hart drukte: 'Kijk naar de randen, altijd kijken waar het vlak ophoudt.'
Een vlak moet wel ergens eindigen. Maar waar, en hoe? Ben was het omgekeerde van Turrell, een randenmeester. Hij leerde me naar de zijkant van een doek te kijken, zien hoe het canvas is opgespannen en wat er van de verf overheen kwam: 'de geschiedenis.'
En nu gisteren. Enerzijds de projecties van James Turrell die je uitdaagt je eigen randen weg te kijken, zonder houvast. Zijn rode zeshoek had randen, die in mijn blikveld niet wilden wijken, zich steeds verplaatsten. Het rozerood verschoof van kleur. Ik liep op de zeshoek af en bleek mijn hand erin te kunnen steken. Mijn arm verdween in kleur.
Turrel was piloot. Zijn hang naar 'high' heeft hem nooit verlaten. Hij heeft al eens een duinpan bij Kijkduin ingericht als uitkijkpost, maar ook een vulkaankrater in Arizona.
Op de gangen in De Pont tegenover Turrell begon de expositie van de Amerikaanse Amish vrouwen, die binnen hun streng christelijke sekte maar een uitlaatklep kennen: het maken van streng geometrische lappendekens, met kleurbanen en patronen. Veel blauwgroen of paarsblauw. Hallucinerende effecten. Kleuren die uit hun landbouwproducten vandaan komen, begreep ik. Bietensap.
Beetje stoned kwam ik buiten.