Digging up clouds

 Is de titel van wat Sjoerd Knibbeler (1981) laat zien in FOAM. Wolken opgraven. Bewegende lucht, wind, een tornado, dat is het materiaal waar Knibbeler mee werkt. Liefst zou hij, vermoed ik, een museumzaal in­richten als een winde­rige straathoek. Met veel turbulentie. Windkolken.

 Zijn eigenlijke materiaal is onzichtbaar. Beweegt het lichtste, papi­er, plastic, maar laat vooral zien wat luchtstromingen ermee doen.

 Dat varieert van papieren vliegtuigjes, gevouwen naar historische modellen als de AV­RO‑York en gedocumenteerd aan de muur, tot opgeblazen plastic draagtasjes. Of verkreukeld en weer gladgestreken papier. In de lichtste tinten. Bijna onzichtbaar vaak.

 Minimale kunst. En oneindig veel interessanter dan wat iemand als Herman de Vries maakt. Want zijn musealiseren van gevonden rotzooi is oud en saai nieuws.

 Het materiaal van Knibbeler spreekt. De lucht laat het spreken. Onze monden blazen er lucht in. Je ziet hem gefilmd op het strand, winderiger kan niet. Als speelbal van de elementen zoals dat heet.

 Foam laat zien dat de grenzen tussen film, foto en beeldende kunst steeds meer vervagen. Net als bij Noemie Goudal even verderop in dat zelfde Foam.

 Ik dacht aan Theo Jansens Strandbeesten op het Scheveningse strand. Die toch ook op wind en water lopen. Ach, hadden ze Theo's beesten maar naar Venetië gestuurd!

 Of de ijle windbeweegsels van Knibbeler.

Tags: