In 'Mijn hart blootgelegd', aantekeningen van Charles Baudelaire (1821-1867), de dandy, de flaneur, keert steeds de liefde terug als dubbelzinnigheid. Zijn twijfelachtige vriendin Jeanne Duval geldt als inspiratrice van de Fleurs du mal. 'Een intelligente vrouw beminnen is flikkergenot,' schrijft de dichter. En verderop:
'De vrouw is het tegendeel van de dandy. Dus moet ze afschuw inboezemen. De vrouw heeft honger en ze wil eten, dorst, en ze wil drinken. Ze is loops en wil geneukt worden. wat een verdienste! de vrouw is natuurlijk, dat wil zeggen weerzinwekkend. Daarom ook is ze altijd vulgair, het tegendeel van de dandy.'
Later weidt hij uit over: 'Het object dat in het maatschappelijk leven het interessantst is, een vrouwengezicht.' Als volgt: 'Een verleidelijk, mooi hoofd, ik bedoel een vrouwenhoofd, is een hoofd dat prikkelt tot dromen - maar op een onbestemde manier - over wellust en verdriet; dat gepaard gaat met een idee van melancholie, lusteloosheid, zelfs verzadigdheid, - of juist met een tegengesteld idee, dat wil zeggen vuur, levenslust geassocieerd met opwellingen van bitterheid, zoals die bijvoorbeeld voortkomen uit ontberingen of wanhoop. Mysterie, berouw zijn evengoed kenmerken van het Schone.'
En zo komt hij uit bij het onvermijdelijke Ongeluk en zegt 'dat ik me nauwelijks een type schoonheid kan voorstellen (zou mijn brein een toverspiegel zijn?) waarin Ongeluk ontbreekt.'
Rijst de vraag hoe bang Baudelaire was voor intelligente vrouwen.