Wie het in deze wereld niet redt kan een andere ontwerpen. Als heenkomen, veilig of? Utopia, dystopias, het verschil is niet altijd duidelijk. Paul Noble (1963, Whitley Bay, Noordoost-Engeland) werkt al twintig jaar aan zijn Nobson. In Boijmans zijn drie grote zalen aan die andere wereld gewijd, getekend, gebeeldhouwd in reuzenformaten. Mensen zie je er weinig, meest houden ze zich schuil, want onderwerelden zijn er ook in Nobson.
De stoelgang is tot deze wereld de sleutel. Er is een film waarin uit een overbelichte vrouwenkont heel langzaam en sierlijk een drol tevoorschijn komt, als ware het een geboorte.
Meteen in het begin zie je in Boijmans een reeks tekeningen met Nobles scheppingsverhaal. God is een drol. En hij schept de bewoners van Nobson naar zijn beeld. Nobles wereld wordt bewoond door drolloïden. Zoals ze door kinderen getekend zouden kunnen worden, rechtstaand in de pot, met een puntig uiteinde van boven waar ze het lichaam hebben verlaten. Met oogjes ook. Geen beentjes of armen zoals Robert Crumb - groot inspirator - het deed.
Nobson is een anaal universum. In de zalen staan dan ook grote beelden van drolfiguren. Het werk van een anale fixaat die laat zien dat er een anale esthetiek denkbaar en uitvoerbaar is. Maar er is meer. Nobson is behalve uit stront ook opgetrokken uit kalkstenen elementen, een averechts soort lego waaruit ruïneuze droomvoorstellingen oprijzen die herinneren aan Breugel, Jeroen Bosch of Escher. Als stadsplanner is Noble verwant met Ledoux of de bouwers van het lemen Timboektoe, als tekenaar weer met pioniers van de psychedelische underground-comix als Victor Moscoso.
En daarmee is nog maar een fractie gezegd van wat er in Boijmans op je af komt als je binnengaat in het hoofd van Paul Noble.