Als Tijs Goldschmidt in zijn nieuwe boek Vis in bad plompverloren het 'literair Darwinisme' opvoert kan ze niet ver zijn: het mooie meisje.
Eerst een exposé over literatuur en partnerkeuze, waarbij vooral prozaschrijvers aan bod komen: 'Zou het vermogen boeiende verhalen te vertellen in de loop van de evolutie seksueel geselecteerd kunnen zijn? Een eigenschap die verhalenvertellers betere overlevingskansen gaf?' Dat gaat over proza. Maar daarna zegt hij: '...aan een associatieve dichter als Lucebert, hoe fantastisch ook, heb je in dat opzicht vermoedelijk niet veel.' En citeert:
'De schoonheid van een meisje
Of de kracht van water en aarde
Zo onopvallend mogelijk beschrijven
Dat doen de zwanen'
En hij vraagt zich af: 'waarom liet Lucebert de schoonheid van een meisje zo onopvallend mogelijk beschrijven? Had het niet wat opvallender gekund?'
En ik denk, zie hoezeer het schijnbaar onopvallende de aandacht trekt. Zie hoe die nuffig zwijgende zwaan voorbijglijdt, snavel in de wind. Als dat niet het spel van afweren en daardoor uitnodigen is. Evolutionair zeer werkzaam. De zwaan is het mooie meisje bij uitstek. Een tros mannen achter je aan en - vervuld van vertrouwen in eigen schoonheid - doen of je daar niks van merkt. Dat is de kracht van aarde en water, zeg gerust de natuur. 'Ik kan elke man krijgen die ik hebben wil'.