Nog steeds lees ik de proef van 'De correspondent', de volgende bundel vertellende reportages van Pieter Waterdrinker. In dit verhaal is het 2008. Onze verslaggever wordt met spoed naar Georgië gestuurd waar de pleuris is losgebroken. Net als RTL's Jeroen Akkermans en cameraman Stan Storimans, die het niet overleefde. Pieter was bij het mortuarium:
'Op dat moment komt een witte Wolga recht op me af; achter de voorruit schemert het roodharige hoofd van Jeroen. De ziekenwagen staat stil. Jeroen beweegt zich naar buiten. Ik schrik. Hij zit onder het bloed. Het is onwerkelijk, onecht; alsof hij geschminkt is. Hoe gaat het? Mijn vraag is even absurd als ongepast.
Ik vertel hem dat de ambassadeur in aantocht is; dat hij een ambulance heeft geregeld om hem naar een privékliniek te brengen, zodat zijn wond kan worden verzorgd. 'Nee, nee, met mijn been gaat het goed. Ik laat Stan niet alleen.'
Hij beweegt zich stroperig; zijn ogen staan star van ongeloof. De achterklep van de Wolga gaat open. De benen van Stan Storimans steken onder een laken naar buiten, als uitroeptekens. Zijn gympen hebben profielzolen. De brancard met het dode lichaam wordt door een stel mannen het scharlaken duister van het mortuarium binnengedragen. Jeroen licht hinkend rechts voorop. Ik loop een stukje mee, het dodenhuis in. Op een tafel schemert het lijk van een militair in uniform; ernaast drijft een vaatdoek in emmer zwart bloed.
Van de stank deins ik terug. Zodra ik weer buiten ben, klapt de deur achter mij dicht. Met afgeknepen keel kijk ik op naar de hoge zomerhemel. Ik wil niet bestaan. Ik ben ten prooi aan een onbeschrijfelijk verdriet. Zelfhaat. Schaamte.
Ik ben verdomme helemaal geen correspondent. Ik wil boeken schrijven. Romans. Leugens over liefde.
Ik wil nooit meer naar dit soort gebieden terug.'