Het gaatje in Plato’s grot

 Was de Renaissance de grootste ramp die de schilderkunst in eeuwen overkwam? Je zou het soms denken. Opeens was je vriendinnetje niet langer Maria Magdalena en je buurjongen Christus. 

  In Rome werden de klassieken herontdekt, het lichaam bestudeerd en waren opeens de eeuwig rondneukende Jupiter en Venus de idealen. Het ventje Amor kwam in de plaats van het Christuskind. Als Hollandse of Vlaamse schilder moest je daarheen.

  Ik ben in Leuven en zie de grote tentoonstelling van Michiel Coxcie (1499-1592), brugfiguur tussen de Vlaamse primitieven en de nieuwe tijd, die tien jaar in Rome werkte. Dat valt niet altijd mee. Ogen en handen worden tot vervelens ten hemel geheven. Theatrale, pathetische overdrijving heeft de overtuigende buurjongens en buurmeisjes van weleer verdreven.

 Grappig is wel wat Coxcie – later hofschilder van de Habsburgers – maakte van Plato’s grot. Hij bestudeerde de klassieken en wist dat wij slechts schaduwen van de ware wereld te zien krijgen, Maar hij wist ook dat Plato een klein gaatje in de grot openliet, dat wordt aangezen door de middelste figuur met het duidelijk te kleine hoofd. Een grapje? De schilder is er ook nog.

Tags: