Japi en Bavink (3)

 De herkomst van de Uitvreter en man die de zon wilde schilde­ren. Zoek ze maar. Het moet kunsthistorisch onderzoeker Ype Koopmans af en toe geduizeld hebben.

 Die zon kwam voort uit wat het luminisme werd genoemd. De luministen stelden tentoon in 1908 in het Stedelijk. Mondriaan, Leo Gestel en Jan Sluijters gingen in hun stralend kleurgebruik het verst. De laatste twee werden ook regelmatig verwijderd van tentoonstellingen om hun 'frontale naakten'.

 Nescio kiest stiekem partij. Hij vindt onder zijn Titaantjes de opportunist Hoyer het meest geschikt voor zo'n schandaal­succes: "Hoyer had kolossaal geboft. Ze hadden de ouwe stomme streek uit­gehaald een naaktfiguur van hem te weigeren. 'De Wellust' had hij de dame genoemd en ze was inderdaad, laat 'k maar zeggen (...) 'heel lief'".

 De andere kant van het luminisme, het pure licht deelde hij toe aan Bavink: 'Stapelmal werd Bavink ervan. Naar de zon loopen wilde-i over de lange, schitterende streep, maar aan den kant van 't water bleef-i toch maar staan. Ik herinner me dat we, Bavink en ik, eens op een keer aan zee kwamen, toen de halve zon groot, koud en rood aan de kim stond. Bavink sloeg met z'n vuist tegen z'n voorhoofd en vloekte "God, God, dat schilder ik nooit. Dat kan ik nooit."

 De theosofie, het spirituele, zoals aangehangen door Piet Mondriaan (die om de hoek aan de Ceintuurbaan woonde en vaak langskwam op de Jan Steenzolder) klinkt hierin door. Zou dit het eerste bescheiden onderzoek naar de - belangrijke - rol van de beeldende kunst in het werk van Nescio zijn? Het lijkt er wel op.

 ps. Intussen mailt Gijsbert van der Wal me dat de zolder na Leo Gestel nog door meer schilders bewoond is zoals Willem den Ouden en zijn vrouw van 1954 tot begin jaren 2000 en tegenwoordig door Allard Gomperts, zodat de traditie wordt voortgezet.

Tags: