Oorlogsdreiging alom, net als honderd jaar geleden. Wat zijn in godsnaam de plannen? Een bezettingsmacht in Damascus voor een jaar of tien?
In 1914 werden de verdedigingsforten rond Antwerpen opgeblazen, de stad gebombardeerd vanuit Zeppelins en door Duitse troepen bezet. Tienduizenden vluchtelingen kwamen naar Nederland. Paul van Ostaijen en z'n beeldhouwersvriend Oscar Jespers zaten tot 1918 opgesloten in een vernielde en bezette stad. In de zomer van 1920 schreef Van Ostaijen z'n gelijknamige bundel. Jespers deed de layout, met de typografische grapjes van de Futuristen, Dada en Apollinaire bij de hand. Alleen, dit was anders, dit was oorlog.
Dichten over oorlog levert kitsch op, behalve in een heel uitzonderlijk geval als dit. Hoe kon dat? Van Ostaijen noteerde: 'Het nihilisme van Bezette Stad cureerde mij van een oneerlijkheid die ik eerlijkheid waande en van buiten-lyrische hogeborstzetterij. Daarna werd ik een doodgewoon dichter, dat is iemand die gedichtjes maakt voor zijn plezier, zoals een duivemelker duiven houdt. Ik maak geen aanspraak op de medaille van burgerdeugd.' Rodaan Al Galadi zou het hem na kunnen zeggen.
Maandag in de Avonden meer.