Abnützung, leek me een van de woorden voor zijn vroege werk. Slijtage. Van eens modern meubilair, gepresenteerd op een gefantaseerde meubelboulevard met afgetrapte - eens moderne - interieurs uit de jaren '50, '60, 70.
Theaterdécors zijn het ook, met requisieten, coulissen en al. Hij had thuis zelfs een podium gebouwd om zijn interieurfantasiën te proberen. Zo werd hij de koning van het Duitse binnenhuis van het Wirtschaftswunder. Zelfs de natuur ontkwam niet. Ik haalde in ons gesprek de ontbladerde bomen aan die hij schilderde. Bomen zoals je ze ziet in het apenhok in de dierentuin. Natuur is er ook in de tot vandaag weerkerende behangmotieven.
Matthias Weischer moet lachen. Ja, die interieurs begonnen hem te benauwen. Daaraan moest hij ontkomen. Hoe dat lukte is te zien in Galerie Grimm, waar we vanmorgen langs zijn nieuwe werk liepen. We praatten honderduit, over zijn kleuren bruin bijvoorbeeld. Van fineer dat loslaat, van formica of goedkoop, loslatend kunstleer.
Maar dan is er het nieuwe. Wat een picknickplek in het bos lijkt, opeens. Restanten van de interieurs, maar teruggebracht tot kamerhoeken en ruimtelijk optische stunts. En denk niet dat de slijtage verdwenen is. Hij heeft zelfs speciaal een versleten witijzeren tuinstoel gebouwd, om te schilderen. Nee, erop gaan zitten is af te raden. Mensen zie je nog steeds niet, wel soms wat ze lieten liggen. Opeens ligt er op de onveranderd smerige vloer wat een vrouwenzakdoekje lijkt. Wit met rode noppen. Later meer.