Zoals er één Amsterdam bestond en één Rotterdam, zo waren er wel vier, vijf zes Den Hagen. Die van het cricket, die van de dixieland, het Molukse..
Dat merk je ook in het Gemeentemuseum bij wat ze 'Happy Days, Den Haag 1947-1967' hebben genoemd. In de kunst was het net zo. Er hangt een greep uit de schilderkunst uit het dêpot - zonder het Amsterdamse Sandberg-stempel, Hagenaars als Piet Ouborg en Jaap Nanninga deden niet mee met Cobra. Er zijn electrische gitaren van beat-helden, cabaretfolders, teksten van F.Bordewijk en Gerrit Achterberg, minijurkjes.
Maar wat heeft Sonia Gaskell te maken met Andy Tielman, wat Wessel Couzijn met Paul van Vliet, wat Paul Verhoeven met Co Westerik? Ik denk dat ze allemaal weleens in De Posthoorn kwamen. Den Haag is een stad waar je met je rug naar mekaar toeleeft. Alleen in de strip van Marnix Rueb komt Haagse Harry Willem Alexander en Maxima weleens tegen, zoals Blonde Dolly de politici van de jaren '50.
Wat de tentoonstelling redt is de catalogus, vormgegeven door Piet Schreuders als een nieuw nummer van het historische blad TIQ.