Het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam vroeg A.L.Snijders om een stukje voor hun blad. Hij stuurde het, het begint zo:
'Mijn oma hield van de tram. Voor haar was de stad heel klein, ze wilde alleen wonen in een huis waar ze een tram kon horen. Ze werd geboren in de negentiende eeuw op de Lindengracht - toen nog niet gedempt. Ze verhuisde vaak, tot ze op haar plaats was: aan het einde (of het begin) van de Van Baerlestraat, bij het Roelof Hartplein, waar de tram twee bochten maakt, naar rechts in de richting van de Beethovenstraat, naar links richting Ceintuurbaan. Het ging haar om de snerpende geluiden in de bochten, ze kon het verschil horen. Richting Ceintuurbaan en richting Beethovenstraat kon ze onderscheiden op het geluid, terwijl ze in bed lag. (...)'
Ik antwoordde: 'In mijn Haagse zolderkamer kon ik het rangeren van de trams aan het eindpunt van lijn 2 horen. Maar de bocht‑snerp was daar niet (geen keerlus). De snerp, met vonken langs beugel en bovenleiding hoorde ik aan het andere eindpunt (trams hebben geen begin‑ alleen eindpunten) Riviervischmarkt (je was er laatst). Snerp is denk ik bij benadering wel het woord voor deze klankenrijkdom. Met die merkwaardige echo, je hoorde hem straten ver. (...)'