Vandaag op het Haagse Stille strand. Dat ik maar zo blijf noemen. Om te kijken naar wat niet meer te zien is. Maar je weet dat ’t er is.
Dit stuk strand wordt zelfs aangemerkt als een van de plekken waar de Delflandse hoofden hun kop weer kunnen opsteken. Want ze liggen er nog, onder het opgespoten zand.
Een paar stormen en we zullen zien.
En zo stond ik op de plek van nummer 36 (van de 47, genummerd vanuit Hoek van Holland). Het waarschuwingsbord met de geheven armpjes is blijven staan.
Daar dus.
Denk niet dat het veiliger is geworden voor zwemmers. Muien kunnen nu overal voorkomen. Kom je terecht in zo'n 'trek vanuit zee' ga niet vechten, laat je meedrijven de zee in dan kom je met 'n bocht weer verderop op het strand.
Geen vogels vandaag. Ze zaten altijd op de golfbrekers. Hier zag ik de kraaien, later ook kauwen, hun maaltje seafood oppikken. Iets wat ze dertig jaar geleden nog niet deden. Vredig naast de meeuwen, terwijl kraaien toch geen vette veren hebben en niet nat mogen worden. Grappig ze golven te zien ontwijken.
Dieren hebben cultuur, leer ik van Frans de Waal. Ze geven kennis door. Speciaal omnivoren als kraaien die van vele markten thuis zijn.
Waar zijn ze? Ze missen de zeskantige basaltkeien waartussen het voedsel na elke golf zo lekker achterbleef.
Voorbij. Ze zijn terug naar de stad om restjes patat met.