Fritzi ten Harmsen van der Beek is gestorven. Ik heb haar ik een paar keer ontmoet. Het waren de keren dat ze - in de jaren '80 - uit haar woonplaats, het Groningse Garnwerd overkwam naar Amsterdam en logeerde bij haar vriend en beschermer de classicus en dichter Jan Pieter Guépin (1929-2006).
Die troonde haar dan wel eens mee naar ons radioprogramma Music-Hall in Eik & Linde om wat voor te dragen. Ik heb haar daar nog eens de trap op gedragen, vederlicht was ze. Maar vaak kon ze op het laatste moment niet komen omdat haar hond ziek was. Er is nog één andere gelegenheid waarbij ik haar zo voor me zie.
Het is 1987. Voor het Studium Generale van de UvA houdt Guépin een lezing over zijn grote project, de Kusgedichten van de Neolatijnse renaissancedichter Janus Secundus.
Hij heeft zijn vriendin Fritzi meegebracht om de door hem vertaalde en toegelichte gedichten voor te dragen.
De organisatie heeft gezorgd voor een fles witte wijn en twee glazen, die worden ingeschonken voor de spreker van wal steekt. En nu. Iedereen ziet wat Jan Pieter niet ziet: Fritzi, die tijdens zijn geleerde betogen weinig te doen heeft, drinkt vrij vlot haar glas leeg en laat daarna haar oog vallen op dat van Jan Pieter.
Met zorg een moment kiezend waarop hij opgaat in z'n uitleg, snaait ze z'n glas weg waarna ze het hare - nu leeg - ervoor in de plaats zet. Ze kijkt er prachtig stout bij.
De zaal volgt dit op de voet en lacht.
Zodat Jan Pieter denkt dat Janus Secundus vandaag succes heeft. Enthousiast vervolgt hij z'n betoog. Tot hij een punt bereikt en dorstig naar z'n glas reikt. Dat tot z'n verbazing leeg blijkt. Opnieuw hilariteit in de zaal.
Dit herhaalt zich. En nog nog eens.
Het blijft een prachtige middag.