Willem Brakman is gestorven. De dood brengt hem in een klap vlakbij. Ik loop mijn trapportaal op en kijk naar beneden, naar de deurmat in de diepte, waar 's ochtends zo vaak een brief van hem lag. Snelle passen omlaag, naar de envelop met het handschrift dat ik van verre herkend had.
Zijn brieven tilden me op. Woorden en zinnen in een dokterspoot, die eerst ontcijferd moest worden. Maar dan, rijkdom. Onze briefwisseling bestond uit wederzijdse oprispingen, over alles. Vorig jaar is hij opgehouden met schrijven. Zijn laatste roman moet nog verschijnen. Waar is hij?Nachtland, zei hij zelf eens. Wie weet nog van thuis zijn en stil staan luisteren, terwijl het bloed uit je hersens wegzakt? Natuurlijk hebben muren oren. Zo verkeerde ik zelf al levenslang tussen de dingen, en toen kwam ik een levende ziel tegen, hem. Wat ligt, voor wie een huis bewoont, eigenlijk het meest voor de hand? Ik denk ziek worden. De huisziekte krijgen. Met een mond ‘die kleppert als een brievenbus’. Willem is nooit ver. In zijn boek 'Gesprekken in huizen' aan zee verwijst hij naar een roman van hemzelf die 'De afhangende hand' zou heten. Ik zag hem meteen, die hand. Het schijnbaar dadenloze van een pols, ongedwongen over de leuning van een fauteuil neergelegd, waaruit al snel het spel volgt van vingers.Vingers zijn rusteloos. Voor je het weet plukken ze - schijnbaar in gedachten - aan iets, of iemand. Iets of iemand in de verbeelding van de hand. Ach, in één kamer te zijn met die afhangende hand.Het boek bestaat niet.ps. Vanavond (donderdag 8 mei) was er een eerste IM in De Avonden, maandag na 21.00 het hilarisch verslag van een fiets- en roeitocht in Den Haag uit 2001.