Het doven van Heine

 Daar gaat hij, denk je, bij de laatste gedichten van Heinrich Heine (1797-1856), vertaald door Verstegen en Fondse (1988). Maar hij neemt er de tijd voor. Is niet zomaar weg. O nee! Rond`1850 waart de dood rond in zijn gedichten. De voorstel­ling is ten einde. En daar staat 'Dovend'.

 'Het spel is uit, het doek gaat neer

Huiswaarts gaan dames met hun heer

Of hun het stuk ook kon bekoren?

Ik meende wel applaus te horen.

't Geeerd publiek heeft met gedruis,

zijn dichter alle dank geschonken.

Doch stil en stom ligt nu het huis,

Het licht gedoofd, 't rumoer verklonken.

 

Maar hoor! uit de orkestbak daar,

Snerpt een sinistr're klank, heel even,

Alsof een rafelige snaar

Van een viool het heeft begeven.

In de parterre schuurt een naar

Geritsel van een rattenpaar.

Verschaalde lampolie geurt schriel.

Wanhopig in zijn doodsstrijd sist er

Een laatste pit met dof geknister.

Dat dovend lichtje was mijn ziel.'

Tags: