Ik bekeek voor de zoveelste keer de bosrand-tekeningen van Renie Spoelstra, waarin het eind zoek is. En dacht aan 'De bomen' van A.Alberts, waarin Aartje steeds wil doordringen in het bos en tot de bomen.
Zelf groeide ik op achter een landhuis. Bij de bosrand kwam je over een wit houten bruggetje met een hoge rug. En dan moest je de lage takken opzij duwen om in de geurende duisternis terecht te komen, waar de bodem bedekt was met verende, dode dennenaalden en het licht alleen in spikkels doordrong. Verderop begon het echte bos, met z'n rechte stammen. Hij droomt ervan:
'Het drijvertje in het glas op het nachtkastje brandde nog en daardoor kon Aart de bomen om zijn bed zien staan. Ze stonden er in een kring omheen op de rand van de lichtvlek van het lampje. Er was geen geluid, maar Aart meende toch, dat de bomen mompelden, terwijl ze zich naar elkaar overbogen.
Aart dacht dat ze het misschien koud hadden. Hij zei 'Het huis is vochtig.'
De bomen knikten ernstig.
Aart zei: Het huis is nieuw.
De bomen mompelden.
Aart dacht: Misschien zijn ze gekomen om me mee te nemen naar het bos. Hij vroeg: Zijn jullie het bos?'
(...)