Kun je wandelen, maar ook schrijven. Zonder vooropgezet plan of doel. Je moet natuurlijk wel een neus hebben die de moeite is, die gaat waar het hem of haar invalt. Bevrijd van verhaaldwang, van tegemoetkomen aan wat men van schrijfsels zoal verwacht. En dat is veel. De kans dat je in ongenade valt blijft dreigen. Robert Walser (1878-1956) ontworstelt zich in zijn laatste 'Roman' behendig aan de verhaaldwang. Hij springt van de hak op de tak terwijl je hem toch blijft volgen, benieuwd wat er nu weer in zijn hoofd zal opkomen. Ik lees hem in de uitstekende vertaling van Machteld Bokhove. Ik volg Walser en zijn alter ego 'De rover', de verhaaldief:
'Het schijnt dat hij net zo veel van wijndrinken begrijpt als Sancho Panza, wiens ouders wijnboeren waren. In de wijn ligt een soort recht op superioriteit. Als ik wijn drink, begrijp ik vroegere eeuwen, ik vertel mezelf dat die ook uit huidige situaties hebben bestaan en uit 't plezier je daarop in te stellen. Wijn maakt je tot kenner van de werelden van de ziel. Je eerbiedigt dan alles en eerbiedigt ook weer niets. In wijn schemert kiesheid. Ben je een vriend van wijn, dan ben je ook een vriend van vrouwen en een beschermer van wat hen lief is. De betrekkingen, ook de meest verzwegene, die er tussen man en vrouw bestaan, springen vanuit het wijnglas als bloemen voor je open.'