De mensen dromen niet meer lijkt het wel. Ik hoor er niet van. Waar bleven de dromen, ongerijmd, betoverend. Ik zou een dromenclub willen stichten, zoals W.G.Sebald zijn Toevalsclub had. Dit is uit het 'Dagboek van een vreemdeling in Parijs' van Curzio Malaparte, 1947 (?). Vertaald door Jan van der Haar:
'19 december. Vannacht heb ik weer de droom gehad die ik al jaren van tijd tot tijd heb. Mijn moeder komt 's nachts mijn kamer binnen, zegt met gruizige stem: 'Schei uit met werken, je bent moe, ga naar bed.' Ik kijk haar aan, ze ziet bleek en ze glimlacht. Dan staat ze op en gaat weg met achterlating van haar blanke hand op mijn schrijftafel. Ik sta op, pak die zware, dode hand, open het raam, gooi hem het raam uit. Daar beneden ligt de tuin van mijn huis in Forte dei Marmi Ik hoor het geluid van de zee. Een vogel zingt. Ik herhaal steeds dezelfde woorden: '21 maart 1948'. In december 1935 heb ik in Forte dei Marmi voor het eerst deze droom gehad.
Ik moet weg uit Parijs. Lichtwitz oppert mee te gaan naar Chamonix. Ik ga naar Chamonix. Ik ben bang voor deze droom. Die brengt ongeluk.'