Als één geluid voor mij de jaren '60 heeft getekend was het de mondharmonica van Bob Dylan. Vandaag wordt de bespeler 70.
Mijn buurman Onno die in Vredesmarsen meeliep en nooit zonder peacesign gezien werd, draaide niet alleen permanent muziek - wat in die jaren gewoon was, stel je niets voor van gesprekken of het lezen van boeken, er werden langspeelplaten gedraaid, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, nogal hard..
Maar Onno draaide ook nog eens uitsluitend platen van Bob Dylan. Tot diep in elke nacht. En dat in een studentenhuis met halfsteensmuurtjes. En zo'n harmonica is erg doordringend.
Mijn relatie met Dylan is bepaald door Onno. Ik geef toe dat ik ook zo'n harmonica-houder en een Hohner Vereinsharmonica heb bezeten. En ook dat de demo die hij opnam met The Band en die later Little White Wonder heette mooie liedjes bevatte. Voor anderen dan, zonder mondharmonica.
Maar z'n teksten zijn me vaak te stoned (dezer dagen gaf ie eindelijk toe hoeveel ie gebruikt heeft) te humorloos, te would-be poëtisch en te gelijkhebberig. En dan de kokette manier waarop hij met de Amerikaanse folktraditie omging.
Dat is tot daar aan toe, in popmuziek kan veel, maar als hij die mondharmonica nou eens...
Voor de Onno's van Nederland maakte ik samen met Peter de Lange op de VPRO-radio de Bob Dylan-story, nu opgegraven door Nienke Feis en te horen in ons radioarchief.