Extaze, het meest Haagse onder de literaire tijdschriften is verschenen. Kees Ruys schrijft erin over de brieven van de zeer Haagse schrijver F. van den Bosch (1922-2001).
Een Indische jeugd, ja wat dacht je. Dat maakt Den Haag zo uitgestrekt, heel Indië zit er aan vast.
Van den Bosch had een verhouding met de ook Indische schrijfster Aya Zikken. Tussen hun brieven vond Ruys een onbekend verhaal over de schelm Boulie Goupil.
Zo maak ik kennis met het 'straatslang' dat Indische en Hollandse jongens in de jaren '30 met elkaar spraken: petjoh. Een taal waarin je volgens Van den Bosch kon 'opsnijden, aanhitsen, jammeren en vloeken, wat wil men meer.' En dan heb je het Nederlands helemaal niet meer nodig. Het lijkt wel het Osdorp van nu. Van den Bosch moest in z'n boeken met tegenzin een verklarend woordenlijstje toestaan.
Petjoh betekent mekaar pikken (als kippen) of beledigen, maar met elan, in stijl. Rudy Kousbroek was een fan. Ook om de muzikaliteit van de taal. En, Goupil is een onuitputtelijke leverancier van rake en scabreuze opmerkingen.
Onthou dus: Ajo - kom op; Akaltje - slimmigheid of list; Brani - moedig; of Rèwèl die gèn, botjèl sijn kop - een ouwehoer die vent, sla zijn kop kapot.