In 2007 maakte het tijdschrift Raster een nummer over licht en duisternis. Mijn stukje daarin begon met een songtekst van Ray Price, City lights (1958):A bright array of city lights as far as I can seeThe Great White Way shines through the night for lonely guys like meThe cabarets and honky tonks, their flashing signs inviteA broken heart to lose itself in the glow of city lights.
Voor de zonde moet je in Amerika zijn, waar driekwart van de inwoners buiten de grote steden woont. En daar, in het duister, kwaadspreekt van het licht van Las Vegas, those City lights. Licht is theater, schone schijn. Verleidelijk, niets verbergend. Maar wie ook het licht stal van de goden, zijn schaduw verliet hem niet.
Het is 1958. Er zijn al verlichte, krullende schrijfletters in Den Haag verschenen, met het woord CROQUETTEN, maar aan de gevel van bakkerij H.Vervat, Zonnebloemstraat, hoek Laan van Meerdervoort zie ik voor het eerst de lichtlijnen waaruit een nachtgevel wordt opgetrokken.
Niet alleen aan de pui van de bakkerij. Vervat had zijn neon–lijnen zelfs door-getrokken tot boven de garage, waardoor na zonsondergang een heel groot gebouw verrees op de plaats van de bescheiden daagse bakkerij…
Raster, staat nu nu online, verder lezen kan.