Er is geen portret bekend van Alyt. Maar haar naam en haar verhaal hebben haar overleefd. Ergens vóór 1492 liet ze zich 'inkluizen' in de Utrechtse Jacobikerk. Vanmiddag stond de deur daar aan.
En daar was de kluis van Alyt, vrijwel intact.
Het idee om tot je dood, opgesloten in een kleine ruimte, uitsluitend God lief te hebben ontstond in de 3e of 4e eeuw. Je verdiende er het eeuwige leven mee, bleef gespaard voor hel en vagevuur. Maar de voorschriften waren streng: kleding moest wit, zwart of grauw zijn, geen luxe 'lijnwaad' aan bed of lichaam. Het dragen van kousen en schoenen was geoorloofd, maar velen gingen zomer en winter barrevoets. Wie z'n kluis verliet, werd uit de kerk gebannen.
Toch leefden de ingekluisden niet zo geïsoleerd. Men kon ze om raad vragen, ze waren een soort lokale heiligen.
Zo'n kluis moest uitzien op het altaar, zelf bleef je onzichtbaar. Deze kluis is de enige die in Nederland bewaard bleef. De twee getraliede vierkante vensters komen uit op de kerk, de kluizenares ademde dus alleen kerkelucht. Ook leefde zij in schemerdonker: de Jacobikerk had vensters van gekleurd glas.
Veel ingekluisden kwamen voort uit de adel en de welgestelde burgerij. Het stond in aanzien om rijkdom en aanzien te verwerpen.
Hoelang de vermogende Alyt Ponciaens het heeft uitgehouden is niet bekend. Het record staat op naam van Agnes Durocher, dochter van een rijke Parijse burger, met tachtig jaar, van 1403-1483. Het zijn meest vrouwen geweest. Morgen meer.