In Plato's dialoog Phaedrus jammert Socrates over de ontwikkeling van het schrijven. Nicholas Carr haalt hem aan in 'Is Google making us stupid?'
Socrates vreest dat, naarmate mensen meer vertrouwden op het geschreven woord als vervanging voor de kennis die ze vroeger in hun hoofd meedroegen, ze zouden ophouden hun geheugen te gebruiken en vergeetachtig worden.
En omdat ze heel veel informatie zouden kunnen krijgen 'zonder de juiste instructie hoe die te gebruiken', konden ze worden aangezien voor mensen die veel wisten terwijl ze grotendeels onwetend waren. Ze zouden vervuld zijn van ingebeelde kennis inplaats van echte.
Socrates, zegt Carr, was kortzichtig. Hij kon de vele manieren waarop de nieuwe technologie kennis kon verbreiden en nieuwe ideeën aanzetten niet voorzien.
De drukpers van Gutenberg kwam, en daarna Internet. De bezwaren bleven. Merkwaardig waren het steeds vrijwel de zelfde. En even onbewijsbaar.
Mij lijkt dat er vanaf 6 september, als Paulien Cornelisse als eerste een week doorbrengt zonder Internet, maar één echte vraag overblijft: 'Heeft Google ons veranderd?'