'Eeuwig leven.' Zo heette de briefwisseling in de Volkskrant, naar een idee van Van den Brink. 'Het is vrij uitdagend,' zegt hij nu. 'En het krijgt achteraf en vreemde lading… Alles waar ik moeite mee heb, mensen die nergens in geloven of die niet geloven. Daarvan is dit wel het tegendeel. Het tegendeel van beperktheid, van cynisme. Zelfs als je niet denkt dat je eeuwig zult leven, en dat denk ik niet, is het misschien toch wel goed om er in te geloven. En te leven alsof je er in gelooft.'
'Het zijn mooie dagen,' zeg ik. 'Je loopt door het park, je ziet het eeuwige leven om je heen. De hemel als een park, zoals in de folders van de Jehova's...'
'Alle rust, alle schoonheid. Het is een verlangen naar eeuwig leven. Of je het moet willen is iets anders. Maar op het moment dat je iets geweldigs meemaakt wil je toch dat het eeuwig duurt. Dat de tijd stilstaat. Dat doet ie dan ook voor je gevoel...'.