Het Magritte museum is er, drie lagen in de Kunstberg. Een koningsgraf. Ver van de wereld, terwijl je de wereld juist zo nodig hebt bij het kijken naar zijn werk. Gelukkig bestaat het huis van Magritte ook nog steeds en doet het dienst als museum. Ook in Brussel, in het oude voorstadje Jette, waar Magritte van 1930-1954 woonde in de Esseghemstraat 135. Ongeveer de helft van z'n werk ontstond hier. De Belgische surrealisten kwamen er samen.
Dat woonhuis is een openbaring. Het surrealisme zit in huis, tuin en keuken, overal. Stukjes van dit interieur komen heel herkenbaar in de schilderijen terug. Je herkent de spiegel, het trappenhuis, de wastafels, en de keuken die als atelier diende (er achter is nog een piepklein hokje voor het fornuis van Georgette).
Surrealisme kun je niet beoefenen, je bent surrealist of niet. Dat van Magritte is gebouwd op het dagelijks leven, op gewone dingen, net even anders neergezet en bekeken.
Tot en met de veel geschilderde lantaarnpaal recht voor de deur en de boogvormige raamlijst aan de voorkant.
Spannend is Magritte's 'onmogelijke' opvatting van het lantaarnlicht, dat ook op meerdere doeken op de Kunstberg te zien is. Daarom - vermoed ik - is het museumpje in Jette in augustus ook open op woensdagavonden, van zes tot negen (schemering).