Dieppe. Nu dan toch het vervolg. Zaterdagmorgen vroeg ging ik meteen naar het Groeninge Museum. En raakte ondergedompeld in de wereld van Karel de Stoute. ‘Pracht en praal’, maar vooral de uitwerking ervan tijdens Karels regering (1467-1477). De politiek van glamour en overdaad. Karel betaalde 600 hovelingen met erefuncties als ceremonieel schenker, hofmeester, heraut, voorsnijder of meester van het brood.
Voor de aankleding was alleen het duurste, het mooiste, het beste goed genoeg.
De prachtige harnassen, ook voor de paarden, waren maar niet alleen voor de toernooien, waarmee hij de adel lijmde. Je doodvechten op het slagveld, zoals Karel het zelf deed, in vol ornaat, dat wordt hier voorstelbaar. Goud, zilver, fluweel en bloed,
Bij Karel is het altijd ‘over the top’. Hij moet en zal koning worden. Als hij daarover met de Duitse keizer gaat praten – inzet is z’n huwbare dochter en erfgename Maria – verschijnt hij in een gouden harnas (ook voor het paard). Na dagenlange toernooien en banketten blaast de keizer alsnog de deal af. Pas later trouwt z’n zoon Maximiliaan met Maria. Maar Karel is gestorven als hertog.
Overdonderen, ‘laten merken dat je er bent’ dat is Karel de Stoute. Op munten liet hij zich met lauwerkrans afbeelden, hij droeg z’n haar niet voor niets op z’n Romeins. Onder de kostbaarheden die hij met zich meevoerde zijn schitterende wandtapijten van het atelier van Rogier van de Weyden, over het leven van Ceasar. De veldslag die hier in Bourgondische aankleding is weergegeven laat zien hoe een slagveld in laat-gotische stijl kan worden weergegeven, op een manier die in de renaissance onmogelijk wordt. Wat je een hele wand vol ziet is puur gedrang, doodsangst en hysterie, maaiende zwaarden en lansen, paardenpoten die vertrappen en angstogen.
Karel zong heel aardig en heeft ook liedjes geschreven.