Rainer Maria Rilke schreef in 1907 een opstel dat 'Dingen' heet. De strekking lijkt eenvoudig, is het misschien ook: 'Er bestaat alleen één enkel, duizendvoudig bewogen en betreden oppervlak. In die gedachtegang zou men een ogenblik de ganse wereld kunnen denken, en zij werd, eenvoudig en als een taak, in handen gelegd van wie deze gedachte dacht. Want of iets een leven worden kan, dat hangt niet af van de grote ideeën, maar daarvan dat men er zich een ambacht van maakt, een dagelijks handwerk, iets dat bij ons blijft tot aan het eind...'.
Het begint allemaal met de vertrouwdheid van een kind met een allereerste ding. Bijvoorbeeld een 'onnozel stukje hout'. Het is 'bereid om alles voor te stellen,' zegt Rilke. En hij vervolgt: 'Dit ding, zo waardeloos als het was heeft uw betrekkingen tot de wereld voorbereid...'.Mijn ding was een kistje met ongeveer 50 volstrekt identieke houten blokken van 5x5x5 cm. Geschuurd en bruin gevernist, met afgeschuinde randen. Gemaakt door de scheepstimmerman van mijn grootvader de kapitein. Rilke heeft gelijk. Met deze blokken kon je heel de wereld bouwen. Geen kinderachtig speelgoed in bonte kleuren. Het waren volwassen blokken, zo ervoer ik ze. Ze voelden buitengewoon goed aan, roken lekker, lagen solide in de hand en klonken mooi bij het omvallen van een bouwwerk. Ze glansden mat. Nog voel ik de nerven van het hout. Het woord dat ik erbij prevelde was 'ingewikkeld'.