In het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten kwam ik onverhoeds in mijn jeugd terecht. En dan nog in een heel eigenaardig compartiment daarvan.Erboven hangt het bordje Moderne Kunst. Nu verzamelde ik al jong kalenderbladen met reproducties, ik wist van impressionisten, kubisten, van Chirico, van Klee en Mondriaan, maar er bleven onbegrijpelijken in mijn verzameling: de pure abstracten.Misschien later, dacht ik.
En hier in Brussel hingen ze opeens. Op een kleine expositie van het Belgische kunstblad Quadrum (1956-1966), dat ook meehielp de Brusselse Expo in 1958 van kunst te voorzien. Dat leidde tot de tentoonstelling ''50 jaar Moderne Kunst''Groepsfoto's van ernstige, internationale mannen in pakken. Hun namen en de beschrijvingen riepen een wereld wakker. Waar hebben ze het over? De catalogus geeft een indruk: Hans Hartung ('gebaar en daad gedragen door bezinning'), Guiseppe Capogrossi ('Het teken is. Punt. Niks interpretatie.'), Sondeborg ('Verfsporen die zich over het hele doek slingeren'), Edoardo Chillada ('Waar het lichaam stopt, begint de ruimte: 'er-zijn' tegenover 'leegte'). Ik ben nu zover dat ik ze kan volgen. Dat ik van elk van hen durf te zeggen of hij swingt (vrouwen ontbreken hier niet toevallig) of niet.Het zou wel verboden moeten zijn dit soort onmachtige teksten te plaatsen naast abstract werk. Daarna bezocht ik het gerestaureerde Atomium en sprak met gebogen hoofd een kort gebed uit.