Op 1 december wordt tijdens 'De Wintertuin' in Nijmegen de eerste Pé Hawinkels Pionierprijs toegekend aan een schrijver 'die zich niet beperkt tot één genre'. Geen nominaties goddank, Rob van Erkelens krijgt hem. Ik leef in gezelschap van doden. Dertig jaar geleden stierf de Nijmeegse schrijver Hawinkels (1942-1977), die ik leerde kennen toen ik voor het Amsterdamse studentenblad schreef en hij voor het Nijmeegse. In 1969 ontmoette ik hem, in Nijmegen. Pé maakte indruk. Ook doordat hij zei 'ik kom nooit in Amsterdam, in principe niet'. Hij wist van jazz.
Des te leuker was dat ik hem een paar maanden later tegen het lijf liep op het Rembrandtplein.'Jij hier, maar dat is onmogelijk,' zei ik.'Incognito,' zei Pé. 'Ik neem poolshoogte. En schoot schielijk een steeg in.Hij bemoeide zich met popmuziek, net als ik. De laatste keer dat ik hem meemaakte was bij een opname van Herman Brood, voor wie hij teksten schreef. Op 3 april 1977 namen we die op in Hilversum met een gelegenheidsband. Herman Deinum op bas en gitaren van Tokko Imker, Peter Smid en Rudy de Queljoe. Hans Lafaille drumde, Herman speelde piano en popschrijver Bert Jansen probeerde mondharmonica te spelen. Terwijl Pé stilletjes toekeek namen we de begeleidingstracks op. Dat duurde nogal. De technicus werd onrustig. Brood gaf geen krimp. Tenslotte was er nog een half uur om zes nummers in te zingen.Herman verdween met zijn roze plastic etui naar de toiletten, keerde welgemoed terug en zong ze achter mekaar in: 'Laat die band maar gewoon doorlopen'. Goed bij stem ook. Later verloor hij die. 'Lepers & the dead' herinner ik me. Pé was opgetogen. Er bestaat een bootleg van.