Met de bouwmeester Cuypers (1827-1921, hij hield niet van 't woord architect) ben ik nog op geen stukken na klaar. Hij wordt dit jaar herdacht met tentoonstellingen in Rotterdam (NAi) en Maastricht.Lees 'Schoonheid als hartstocht' van Ileen Montijn.Meer dan 80 kerken, kastelen, villa's, het Centraal Station en het Rijksmuseum in Amsterdam. Je kunt niet om Cuypers - en zijn navolgers - heen kijken, al is alweer veel gesloopt. Gek wat voor een heftige en tegenstrijdige gevoelens zijn werk bij me losmaakt.
De neogotiek waar hij in Europa (samen met de omstreden Franse restaurator Viollet-le-Duc) een voorman van was, blijft voor mij een ongrijpbare, enge hybride. De vormen en decoraties (het ambachtelijke in ere hersteld!) zweven tussen geïdealiseerde Middeleeuwen en de moderne tijd van staal en beton. Je kunt er griezelfilms in opnemen. Maar de slijtage is ook al zover dat de gezelligheid toeslaat en een Cuyperskerk een café kan worden.
Die stijl. Halverwege handwerk en massafabrikaat. In wat mensen maken speelt altijd de geest van hun tijd mee, juist wanneer ze proberen daar onderuit te komen.Wat je afziet aan een afbeelding van een Romeinse soldaat of een Indianenopperhoofd is allereerst in welke tijd hij gemaakt is. Een Romein uit 1870 is niet te vergelijken met een Romein uit 1953.En zo wordt een heilige Theresia van Cuypers nooit een heilige Theresia uit 1500. Hoe katholiek de bouwmeester en zijn mannen ook waren, Gods zegen rustte niet op hun werk.'t Blijven dooie poppen met lege ogen.