De tekeningen van architecten op de tentoonstelling Schets of schim in Gent brachten me terug naar het dorp Arc-et-Senans bezuiden Besançon. Daar zag ik de gebouwen van de in 1793 gestichte Staatszoutfabriek. Zout was in die tijd nog een geldsoort (de zoutverkoop is nóg een staatsmonopolie in vele landen). Er waren dus ook zout-bootleggers, en er was een zoutpolitie die ze naar de galeien zond.
Naar dat project van de ambtenaar en architect Claude-Nicolas Ledoux (1736-1806) ben ik wezen kijken. Vooral ook naar de tekeningen en maquettes van zijn andere verzinsels. Wat Ledoux gebouwd heeft is niets bij wat hij verzonnen heeft. 'Functioneel' moest het zijn, maar tegelijk ook 'symbolisch'. Een 'architecture parlante'. Verbijsterd kijk je naar zijn idee voor een dodenstad. Een raamloos catacombencomplex rond een gesloten bol. Met alleen een lichtgat bovenin, zoals bij het Pantheon. Dit noemt Ledoux 'l'image du néant'. Groots, simpel, onmiddellijk herkenbaar in het landschap. Net als de enorme kanonnenfabriek met de vier piramidevormige smelterijtorens op de hoeken. En het eveneens in de vorm van een grote staande cirkel bedachte 'atelier des ouvriers destiné's à la fabrication des cercles'. Een cirkelfabriek?Het is nooit gebouwd. En dat lijkt me ook de essentie ervan. Superieure architectuur van de geest. In Arc-et-Senans zie je wat er van komt als een fractie wordt uitgevoerd. Alles wat de tekeningen oproepen wordt voor je ogen door al te echte steen vermorzeld.