Opeens stond hij rechtop in de heilige ruimte. Een kleine kaalhoofdige man met een pullover aan, op vilten sloffen, midden in de étalage. Met een rolcentimeter in z'n ene hand, een doosje punaises en een Engelse vlag in de andere. Hij legde de spullen neer op de met fluweel beklede bodem en bleef staan, hand onder de kind, diep in gedachten. Dat zich op de stoep voor het winkelraam een kleine menigte verzamelde leek hij niet te merken. 'De étaleur,' zei mijn moeder vol ontzag.
Twee straten bij mij vandaan staat in de raadselétalage - van het hoekpand zonder ingang of opschrift - nog dezelfde pop (zie dit log van 11 mei jl.) , maar ze is haar jurk kwijt. Haar étaleur heeft haar tijdelijk een laken omgedrapeerd. Even verderop kwam ik langs de gebroeders Stegman.Ik denk altijd nog dat W.F.Hermans daar de naam van de hoofdfiguur in zijn 'Ik heb altijd gelijk' (1951) vandaan heeft. Gezien plaats en jaartallen lang niet uitgesloten.