Stel je voor, je bent 18 en opgegroeid in Odessa, en dan - het is 1917 - breekt de Russische Revolutie uit. Dat overkwam de schrijver Joeri Olesja (1899-1960).Hoe reageerde hij? Hij nam de revolutie ernstig. Zoals hij alles ernstig nam, zoals een schrijver dat moet doen.
Tot hij tot de conclusie moest komen dat hij niet meer kon schrijven. In de jaren '20 ging het nog, het regime matigde zich, en zo kwam in 1927 zijn roman 'Afgunst', die gaat over drie 'nieuwe mensen', bezield van vooruitgangsgeloof (de Sovjetmens!) en drie oude: dichters, bohémiens, nietsnutten. En tja, het lijkt of de nieuwe mens triomfeert, maar de sympathie van lezer en schrijver trekt toch naar het oude. In 1934 bekende Olesja op en het grote schrijverscongres - waar iedereen loog en slijmde - in alle ernst dat het hem niet lukte 'de oude mens' in zichzelf te onderdrukken. Hij kon geen revolutionaire arbeidershelden schrijven.Het nieuwe nummer van het literaire blad Raster is gewijd aan de nagelaten geschriften van Olesja. Daaruit:'Doordat ik nooit een horloge heb gehad, heb ik geleerd om zonder klok te bepalen hoe laat het is. Ik zit er soms vijf of tien minuten naast, of hooguit, maar alleen als ik 's nachts wakker word, een kwartier. In dat sluimerende nachtelijke uur ergens rond kwart voor vier, als de muis naar de muizenval loopt kan ik bepalen hoe laat het is.Het is niet zo'n heel belangrijk vermogen, maar het gaat niet om het vermogen zelf, het gaat erom dat, als ik dat vermogen heb, ik dus werkelijk een deel ben van de wereld die los van mij bestaat.'