Vandaag is de laatste dag van mijn training. Naast het gymzaaltje met gewichten en roeiapparaten is een kamer met een wandrek. Zoéén als ik voor het eerst zag op de Openbare Lagere School in Eerbeek op de Veluwe.
Het was een wonderlijke school, die aan de viersprong in het dorpscentrum lag. Er was brand geweest. Enkele lokalen waren ingestort, verkoold, en dichtgetimmerd met hard- en zachtboard. Je rook het nog.
Het gymnastieklokaal had men met een houten wandje in tweeën gesplitst, waardoor twee leslokalen waren ontstaan om de tweede en derde klas onder te brengen.
De wandrekken zaten er nog, de ringen hingen boven onze hoofden terwijl we dictee kregen of hoofdrekenen.
Vooral naar die glanzend geverniste wandrekken, die dus nooit meer gebruikt werden, staarde ik, wegdromend, vaak.
Ook de schoolbel was verloren gegaan in de brand, en werd sindsdien vervangen door het fluitje van de bovenmeester, die de merkwaardige naam Grizell droeg. Meester Grizell blies op zijn scheidsrechtersfluitje als de school moest aangaan. Waarna de leerlingen zich zwijgend, twee aan twee, in een lange rij opstelden om naar binnen gemarcheerd te worden.
In Eerbeek wist iedereen dat Meester Grizell de straten de namen had gegeven die op de nieuwe straatnaambordjes te lezen stonden.
Er verandert veel, scheidsrechtersfluitjes en wandrekken zijn er nog.