De vingertop is in de Westerse literatuur een veronachtzaamde zeldzaamheid. Het samenspel van extreme gevoeligheid en het zetten van grote kracht. Je maakt er muziek mee, maar zelfs als ze vereelten blijven ze gevoelig.
Sinds de Geisha's-tentoonstelling in het Leidse Volkenkunde herlees ik Sneeuwland van Nobelprijswinnaar Yasunari Kawabata (1899-1972) uit 1947. Een oude intellectueel reist de bergen in, door de sneeuw om een geisha de bezoeken die hij al lang kent. De omgang met geisha's is in al zijn verfijning - in conversatie, musiceren, kleding - tegelijk afstandelijk. Totdat. Shimamura kijkt in de openingspagina's naar het beslagen raam van de nachttrein:
'Uit verveling staarde Shimamura naar zijn linker wijsvinger die hij op allerlei manieren liet bewegen. Alleen de vinger had een levendige heinnering aan de vrouw naar wie hij op weg was. Hoe meer hij zich inspande om zich haar beeld helder voor de geest te halen, hoe meer het vervaagde en hoe minder tastbaar het werd. Alleen die vinger wist ook nu nog hoe hij haar aanraakte en alleen die vinger scheen Shimamura naar haar verre aanwezigheid toe te trekken. Terwijl hij nog nadacht over het vreemde van dit alles, bracht hij zijn hand naar zijn neus. Hij rook eraan en trok toen zomaar een streep over het glas van het raam. Het oog van een vrouw doemde eruit op.'