In de jongenswereld, van schoolpleinen, straathoeken en landjes wordt beslist of je iemand bent of niet. Een mietje, zoals het tegenwoordig heet of een jongen die meetelt. Ouders of opvoeders hebben daar niets mee te maken.
Teun van der Keuken is in zijn 'Goed volk' niet mis te verstaan. Hij begint op zijn volksschool als een lachertje - als voetballer een nul - en moet noodgedwongen vriendjes worden met de pispaal van de klas Hans, die nog in z'n broek pist en zelfs poept. Teun ontkomt door te collaboreren met de meerderheid die deze Hans veracht en pest. Denk nooit dat daar door goedwillende juffen iets aan te doen is. Je bent een paria of niet.
Ik dacht aan Jaapje, het zoontje van de afgescheiden dominee die bij ons in de straat een eigen huiskamerkerkje had, met een harmonium en zingende dames, waar wij straatjongens op zondag brutaal naar binnen keken.
Een keer wilde Jaapje met mij vechten. Ik nam hem in een houdgreep en merkte toen dat hij - net als de Hans in Teuns verhaal - van paniek in zijn broek scheet, er kwam groene stront uit z'n korte broekspijp.
Het beste verhaal over de jongensstrijd om het bestaan is echter geschreven door Thomas Rosenboom. Het staat in zijn debuut 'De mensen thuis'.