Purmerend

 Het gaat niet goed. Maar hoe niet goed weet niemand. Geraadpleegd word ik intussen wel.

 'U bent op 9 oktober in Gouda geweest, kunt u een paar pluspunten noemen van stad Gouda?'

 'Ja, dat is waar ook,' zeg ik, 'toen was ik in Gouda, en ik heb daar een werkstudent mijn telefoonnummer opgegeven, alleen maar om hem een plezier te doen. Maar ik heb vandaag al een beleggingsadvies gehad vanavond en een coronabelevingsonderzoek, ik ben moe.'

 Zo ontstaat het terugtredend individu. Dat ben ik.

 Het woordje ik lijkt zo klein, zo onschuldig, maar in dit soort gesprekken wordt het een onneembaar obstakel. Dicht bij hik en schrik.

 Er moet iets zijn, maar wat ook weer? De trein staat stil, en het licht is uitgegaan, het wordt snel kouder. Het wordt laat.

 'Kunt u misschien de verwarming wat harder zetten,' vraagt een dame in de trein.

 'Nee mevrouw, dat kan ik helaas niet,' antwoordt de conducteur. 'Dat wordt tegenwoordig centraal geregeld vanuit Purmerend.'

 'O, zit dat zo.'